Bouwen, bouwen, bouwen! Volgens menig bestuurder schreeuwt de woningnood om meer woningen, alsof Nederland ruimte in overvloed heeft. Rijksbouwmeester Francesco Veenstra waarschuwt juist voor te veel bouwdrift en ziet andere oplossingen voor huidige en toekomstige woningbehoefte.
Ook in Hilversum is de vraag naar woningen groot, vooral onder starters en woningzoekenden met een bescheiden inkomen. Maar waar moeten we bouwen? ‘Een straatje erbij’ is al lastig met alle beschermde natuur om het heidedorp heen. De aanstaande uitbreiding met Wijdemeren, de natte veengebieden rondom de Loosdrechtse plassen, levert niet noemenswaardig meer bouwgrond op. Hooguit gloort er dankzij de stijging van de zeespiegel wellicht een toekomst voor wonen op het water.
Verdichten is sowieso beter, meent Francesco Veenstra in dagblad Trouw: ‘Nieuwbouw buiten de bestaande steden zal ook nodig zijn, maar verdichten in grote en middelgrote steden moet veel meer prioriteit krijgen. Daar zitten de voorzieningen al, daar is het werk, en daar bestaat de infrastructuur.’ Verdichten betekent dat je binnen de reeds bebouwde kom gaat kijken waar nog wat ruimte is. Ook het aanpassen of transformeren van bestaande gebouwen kan een vorm van verdichting zijn. Denk aan het optoppen (een extra verdieping) van huizen.
Klinkt logisch, maar ook verdichten kan lastiger zijn dan op het eerste gezicht lijkt. Het artikel in Trouw laat een voorbeeld zien in Amsterdam Nieuw-West. Maar dat is een ruim opgezette na-oorlogse uitbreidingswijk. In een plaats als Hilversum is binnenstedelijk veel minder ruimte en dreigt verdichting al snel ‘verstening’ te worden, compleet met een hoogbouw die niet bij het karakter van een bescheiden provinciestad annex heidedorp past. Onzorgvuldig geplande hoogbouw zorgt al snel voor een onplezierige, ‘Bijlmer-achtige’ sfeer. Zie het Entrada-complex, de vijf hoge woonblokken bij het station. En dan is er nog de klimaatverandering, die juist om meer groen en minder steen/beton/asfalt vraagt.
De rijksbouwmeester erkent het dilemma: ‘De openbare ruimte in steden moet inderdaad groener, we hebben deze week weer gezien hoe groot de hittestress kan worden. Het verschilt bovendien erg tussen wijken, ook in die zin is een rechtvaardiger volkshuisvestingsbeleid nodig’, aldus Veenstra in dagblad Trouw. Als oplossing kijkt Veenstra vooral naar de openbare ruimte: minder auto’s op straat, meer bomen en ander groen.
Veenstra: ‘In onze steden is nu nog te veel ruimte voor auto’s. (…) Als je een gezonde leefomgeving wil, moet dat anders. Dat vereist stevige keuzes van de overheid. Ook wijzelf als burgers moeten ons gedrag aanpassen, door korte ritjes te schrappen, de fiets te nemen voor boodschappen, of gebruik te maken van deelauto’s. Dat is onvermijdelijk als we onze woonomgeving gezonder willen maken.’
Als het om Hilversum gaat, valt er ook wat af te dingen op Veenstra’s optimistische blik op aanwezige voorzieningen. Veel nieuwbouw rond het station en in Hilversum-Oost komt juist in de plaats van bedrijvigheid. De honger naar woonruimte gaat ten koste van andere bestemmingen. De markt draagt daar graag aan bij want woningen leveren nu eenmaal meer op per vierkante meter dan winkel- of kantoorruimte. Dat is niet eens een nieuwe ontwikkeling. Ooit levendige buurten met winkeltjes, horeca en maatschappelijke voorzieningen zijn al heel lang verstilde woonwijken waar vooral wordt geslapen. Voor vertier moet je naar het centrum, en zelfs daar dreigt wonen andere functies te verdringen. Zo komen er behoorlijk wat woningen in het nieuwe stationsgebied aan beide zijden van het station, op wat ooit werd gezien als een AA-locatie voor bedrijvigheid.
Het ontbreken van een stedenbouwkundige visie, waarin ook een duidelijke economische visie doorklinkt, wordt in Hilversum gemist. Hoewel de gemeente zich laat voorstaan op zijn status van ‘mediastad’ lijkt de economische visie van het huidige college daar nog altijd niet op aan te sluiten. Ook de mobiliteitsvisie, met op papier voorrang voor voetganger en fietser (STOMP-beleid), lijkt nog lang geen uitgangspunt bij het herinrichten van de stad.
Volkshuisvesting
Na de oorlog, tot eind twintigste eeuw was huren heel gewoon, liefst van een wooncorporatie. Menig gemeente had een eigen woningvoorraad en een eigen toewijzingsbeleid. Opeenvolgende rechtse kabinetten maakten echter een eind aan deze volkshuisvesting. De overheid was ‘uit’, de markt ‘in’. Ook als het om wonen ging, werd alle heil van de markt verwacht. Dat had voordelen: luxere, ruimere woningen en slapend rijk worden voor wie op tijd een woning kon kopen. Het had ook nadelen: speculatie, prijsopdrijving en een snel krimpende voorraad goedkope (betaalbare) en middeldure huurwoningen.
Francesco Veenstra: ‘We moeten ook een beweging maken van ‘woningmarkt’ naar ‘volkshuisvesting’. Sinds de jaren negentig was de gedachte dat de markt het kon oplossen. Marktpartijen hebben ook veel gebouwd, alleen vooral eengezinswoningen met een voor- en achtertuin en met twee parkeerplaatsen. Inmiddels groeit het aantal eenpersoonshuishoudens, en neemt de vergrijzing toe. Een woning van 150 vierkante meter, zoals ze nog vaak worden gebouwd, is niet meer de oplossing als de samenleving zo verandert. Dit soort huizen maakt wonen op den duur onbetaalbaar. Daarom is er een langetermijnvisie nodig.’
Rijksbouwmeester Veenstra bepleit meer sturing van het Rijk, de provincies en gemeenten. Hij ziet op dit moment ‘te weinig inhoudelijke visie voor de langere termijn’. Veenstra: ‘De politiek is in dit tijdsgewricht erg gericht op de problemen in het hier en nu. Terwijl volkshuisvesting en ruimtelijke ordening te belangrijk zijn om een strijdtoneel te zijn voor de korte termijn. Politici moeten verantwoordelijkheid nemen voor de verdere toekomst, want de gevolgen van wat ze nu besluiten worden op zijn vroegst over tien jaar zichtbaar. Daarom is het zo belangrijk dat politici, en de samenleving als geheel, tot een consensus komen over de volkshuisvesting, en hoe we maatschappelijke ontwikkelingen als bevolkingsgroei en vergrijzing opvangen.’
Dus meer kleinere woningen bouwen? Niet per se, meent Veenstra. Kijk vooral naar de bestaande voorraad. En dan niet alleen naar bestaande woningen maar ook naar gedateerde kantoorpanden. In een plaats als Hilversum met zijn ruim opgezette villawijken is het misschien interessant om te kijken naar leegstaande villa’s, waaronder de nodige verouderde kantoren. Deze kolossale panden zijn vaak prima geschikt om er meerdere studio’s of kamers in te realiseren, voor jongeren, alleenstaanden of senioren. Desnoods tijdelijk, zolang de babyboom-vergrijzingsgolf aanhoudt.
Eindeloze groei
Hoeveel woningen kunnen er nog bij? Moet de Hollandse delta eruit gaan zien als een Chinese miljoenenstad, met op elkaar gepropte torenflats? Zonder groei geen welvaart is al decennialang het leidend motief. Om de economische honger te stillen telt Nederland ongeveer 1 miljoen arbeidsmigranten op een bevolking van 18 miljoen. Niet alle economen zijn ervan overtuigd dat economische groei nodig en onafwendbaar is. De radicale tegenbeweging heet degrowth, in weinig fraai Nederlands: ‘ontgroeien’.
Minder groei betekent niet automatisch minder welvaart, meent een gerespecteerd econoom als Paul de Beer. Hij is bijzonder hoogleraar arbeidsverhoudingen aan de Universiteit van Amsterdam. Verder is De Beer wetenschappelijk directeur van het Wetenschappelijk Bureau voor de Vakbeweging, De Burcht, en onderzoeker bij het Amsterdams Instituut voor ArbeidsStudies (AIAS). De Beer meende al in 2011 (in De Groene Amsterdammer): ‘De fixatie op economische groei (in de traditionele betekenis van groei van het reële bbp) als vermeende oplossing voor veel sociaal-economische problemen (werkloosheid, armoede,
overheidsfinanciën, welzijn, etc.). De ervaring heeft geleerd dat de meeste problemen ‘meegroeien’
met de economie.’
Woningbouw is daar een goed voorbeeld van. Versimpeld komt het er op neer dat we mensen in grote aantallen uit het buitenland halen om hier onder andere in de bouw te werken, huizen te bouwen. Voor wie? Voor een snel groeiende bevolking als gevolg van immigratie. In plaats van woningnood op te lossen creëren we alleen maar meer vraag.
Ook de agrarische sector zit in een vergelijkbare catch 22. De Nederlandse economie produceert veel meer dan nodig is voor eigen gebruik. Nederland kent al decennialang een omvangrijk overschot op de handelsbalans. We zijn in hoge mate een exportland, niet in de laatste plaats van milieu- en grondverslindende landbouw en veeteelt. Dat verhoudt zich slecht met doelstelling op het gebied van stikstofregulering, biodiversiteit, dierenwelzijn, energietransitie en milieubeheer in den brede.
Tijd om de rem erop te zetten. Misschien niet via een radicale ‘degrowth’, maar om te beginnen door het beter betalen van arbeidsmigranten en beter reguleren van arbeidsmigratie opdat het minder lucratief wordt ‘goedkope’ arbeid te importeren, ook niet met als smoes dat deze werkers nodig zijn om onze economie draaiende te houden en de woningnood op te lossen. Dat laatste lijkt hoe dan ook een illusie.
Iedereen ‘Op Stand’
Verdichten komt neer op het nog voller bouwen van toch al dichtbebouwde volkswijken. Nog steeds geldt als extra argument: ‘Daar zetten we dan ook middeldure en dure woningen bij, zodat de wijk gemengder wordt. Dat is goed voor buurten met veel sociaal-economische achterstand.’ Dat is de aanpak waar ook de PvdA/GroenLinks nog steeds heilig in gelooft. Helaas gebeurt het andersom nauwelijks. Terwijl voormalige volkswijken – zie de Amsterdamse Jordaan, Nieuwmarkt, Pijp en inmiddels ook Oud-West, De Baarsjes, Oost en Bos & Lommer – in hoog tempo ver-yuppen, vindt er in de ‘betere’ buurten vrijwel geen menging plaats. Geen of nauwelijks sociale huur in pakweg Amsterdam-Zuid, het Bussums Spiegelkwartier of de Hilversumse villawijken.
Ondertussen verstenen volkswijken als Hilversum-Oost nog meer. Dat betekent minder groen en meer hittestress, om over de verkeersproblematiek nog maar te zwijgen. Zonder verplichting om parkeergarages te realiseren of (nabij het station) parkeervergunningvrij te bouwen, lopen de straten vol met geparkeerde auto’s. Voetgangers, fietsers en spelende kinderen hebben het nakijken.
OpStand is voor gemengde wijken, maar dan ook alle wijken! Dat betekent niet langer grootschalig bijbouwen in volkswijken maar betaalbare woningen (ook studentenkamers, vluchtelingenopvang etc.) in duurdere wijken realiseren. Gun iedereen de kans om ook eens OpStand te wonen! Gun vereenzaamde ouderen in sjieke buurten wat aanspraak. VVD, CDA, D66, grijp die kans! Bovendien moeten versteende wijken eerder vergroenen dan nog dichter bevolkt raken. Klinkt misschien vreemd, maar daar profiteren de 'beter gesitueerden' ook van. En parkeerproblemen los je op met oplossingen, niet met autootje pesten of de GroenLinkse illusie dat iedereen uit de voeren kan met een deelabonnement.